Gek eigenlijk, het gebruik van Engelstalige namen en termen door Nederlanders. Belgen gaan daar anders mee om. Vlamingen gebruiken voor de term PAGE-VIEW de omschrijving “opgevraagde internetpagina”. Anderzijds staan er in “de dikke ” (van Dale) begrippen, waarvan bijna niemand de ware betekenis nog weet. Maar juist díe begrippen, zoals: flibustier, zoetelaar, klibber, rabauwting, afgebruid en zo meer………zijn ideaal om te gebruiken in het Woordenboekspel.
Zo vond ik laatst, heel toevallig, het volgende – bijna in vergetelheid verzonken – recept voor klets- , zotteklap- ofwel lariekoek.
KLETSKOEK
Men kletse een zwikje vers gezeverde larie gedurende een half uur, verzwam dat met een halve pint humbug (of de goedkopere Haagse bluf) en poch dit op tot vette dikdoenerij. Intussen verbloeme men een tas fijn opgesneden apekool met een kop zotteklap.
Dit quatsch-mengsel wordt een stief kwartierke gewauweld in een voorgebakken lucht-oven. Een flinke zwets lariekoek dien je zo heet mogelijk op te dienen met een portie fors opgeklopte nevellandse snoeverij en te bestrooien met een greintje jargon-kolder. Drink er gezellig een glaasje geleuter bij.
HEER-LIJK toch?