SPIEGELBEELD
Niemand heeft een perfect lijf. Hoe je jezelf of hoe een ander je beschouwt is uiteraard nogal subjectief. Flink wat symmetrie in o.a. je gezicht is heel prettig. Toch heeft niemand een 100% evenwichtig gezicht. Het linker deel zal altijd een ietsje verschillen van de rechterhelft.
Bij wijze van test kun je een foto van je hoofd laten maken: frontaal. Als je dat portret twee keer afdrukt (de ene afdruk normaal, de tweede in spiegelbeeld) , en beide foto’s verticaal doormidden snijdt, twee linkerhelften en twee rechterhelften samenvoegt.dan bespeur je hoogstwaarschijnlijk twee op het oog flink verschillende persoonlijkheden.
Niemand heeft een goed beeld van zichzelf.
Als je in een spiegel kijkt klopt het wel: dat deel van je gezicht, waarvan je denkt dat het zich rechts bevindt, zie je ook aan de rechterkant. Maar: iemand anders, die naar jou kijkt, ziet diezelfde rechterkant aan zijn/haar linkerhand. Sta je in een rij met iemand links en iemand rechts van je, dan ziet de persoon links van je jouw linkerkant aan zijn/haar rechterhand. En de persoon aan je rechterkant bekijkt jouw rechterkant aan zijn/haar linkerhand. En: omdat iemands linkerkant een tikje anders is dan de rechterkant, zie jij een ander anders en een ander ziet jou anders dan wanneer jij of die ander in de spiegel kijkt.
Nu dringt zich de vraag op: WAT IS JE WARE ZELF ? Ziet alleen een ander jouw ware zelf? Wat is jouw zelfbeeld? Zie jij een ander wel in waar perspectief?
Om een antwoord te bekomen over deze bespiegeling toog ik met prangende vragen naar een spiegoloog. Deze, plukkend aan zijn snor, vertelde me, dat het binnenin de hersenpan ook niet geheel pluis is. De rechter- en de linkerhersenhelften zijn ongelijk en verder bevatten de hersenen diverse lagen die – onafhankelijk van elkaar- beslissingen kunnen nemen. Bij voorbeeld in geval van seksuele lusten kan een lagere hersenlaag de verstandslaag op verbijsterende manier overrulen. Honderd procent evenwichtige mensen bestaan niet.
Na een forse hartversterking genomen te hebben in de kroeg-op-de-hoek stond ik laat in de middag weer in de kou: enigszins uit mijn evenwicht. En op weg naar huis kwam ik allerlei figuren tegen met vreemd-vertrokken gezichten. Een dwerg met roodverbrande hoge koontjes, en stijve, kennelijk gebotoxte lippen groette me zelfs met de heldere stem van het dochtertje van de overburen. Hoogst merkwaardig.
Totaal ontregeld kwam ik thuis, keek toevallig in de gang-spiegel en kon zelfs mezelf niet meer goed zien. Die spiegel heb ik maar meteen in de vuilnisbak gekieperd. Voortaan scheer ik me maar spiegelloos. Touché.